Een tocht over de machtige Sungai Mahakam

29 mei 2019 - Long Bagun, Indonesië

Ons ontbijt halen we op donderdagochtend 23 mei dus bij de Holland Bakery. Loes kiest voor een koffie- en een pandanbroodje. Tom kiest voor een gehaktbroodje en een donut met chocoladepasta. Ja brood, dat hebben we gemist! Nou moet je niet denken dat het goede kwaliteit brood is, maar het is tenminste brood. Het is enorm zoet, want Indonesiërs gooien overal acht scheppen suiker bij in, maar het smaakt oprecht niet verkeerd. Na het ontbijt gaan we geld pinnen, want hoe meer stroomopwaarts we de rivier opgaan hoe minder pinmogelijkheden we hebben. Of eigenlijk zijn er geen mogelijkheden, alles gaat daar nog contant.

Om 10:00 uur vertrekt de bus naar Kota Bangun. Het gaat allemaal heel moeizaam. We vragen of we eerst naar Tengarong kunnen, een plaats op de route, en of we later op de dag met een andere bus naar Kota Bangun meekunnen. De mannen spreken geen woord Engels en lijken niet te willen begrijpen waarom we naar beide plaatsen op één dag willen. Ze zeggen dan ga je toch morgen? Nee, tijdsbesef hebben ze hier echt niet. We zeggen dat we dan wel direct naar Kota Bangun willen, want we zijn bang dat we anders vastzitten in Tengarong. We gaan op de terugweg wel. Later blijkt ook dat er dagelijks maar één bus gaat, dus we zijn blij dat we deze keuze hebben gemaakt. Echt alles gaat met deze bus mee, een hele grote tractorband en andere pakketjes. De chauffeur vervoert niet alleen personen, maar is tegelijk ook een pakketbezorger. In Tengarong aangekomen wordt wederom aan ons gevraagd of we eruit willen. De buschauffeur pompt in Tengarong even rustig zijn banden op, het gebeurd allemaal tijdens een korte pauze. In het tweede deel van de rit steekt de chauffeur rustig een sigaretje op achter het stuur, het kan allemaal in dit land en niemand die raar opkijkt.

Als we aankomen in Kota Bangun worden we meteen opgewacht door twee oudere Indonesiërs, beiden 50+, misschien wel 60+, met Indonesiërs is het vaak moeilijk schatten. Het zijn twee van die typische oude schattige Indootjes, zo zien ze eruit. Tenger, klein en een lichte tint. Petje op, modern aangekleed met all-stars, spijkerbroek en bloesje. Ze staan ons al bij de deur van de bus op te wachten en vragen vrijwel direct of we een boot nodig hebben. Wij hebben het gevoel dat iemand uit de bus ze heeft gebeld en heeft verteld dat er twee toeristen aankomen. We zeggen even tijd te willen hebben, eerst onze bagage naar een guesthouse te willen brengen en dan willen praten. Ze zijn erg respectvol, begrijpen het en brengen ons zelfs naar een accommodatie toe. Na te hebben ingecheckt en onze bagage in de kamer te hebben gezet, staan de twee mannen nog steeds keurig te wachten op ons. De man  heeft een mooie route voor ons in gedachten door meren en zijtakken van de grote Sungai Mahakam. We gaan akkoord met zijn aanbod en spreken af dat hij ons morgenvroeg om 07:30 uur ophaalt bij onze overnachtingsplek.

In Kota Bangun zijn wij wederom het middelpunt van de aandacht. Iedereen zwaait of komt zelfs naar ons toe om een praatje te maken, vooral de jongeren. Ze willen hun Engels oefenen, dat vaak niet verder komt dan “where are you from” en whats your name”. Maargoed, het is toch leuk om contact te hebben met de lokale bevolking en een gevoel van acceptatie te hebben. Het is nog steeds ramadan, dus we hebben lunch bij de enige open Warung in het dorp. Rond etenstijd komen er ineens veel eetkraampjes op straat en wij kiezen voor een lekkere Martabak. De twee jongens van het kraampje komen uit Java en proberen ons te overtuigen om naar Java te gaan. Als Tom vertelt dat zijn familie oorspronkelijk uit Java komt is hij de held. Zo grappig in Indonesië, dan wordt er gelijk naar iedereen geschreeuwd “keluarga dari Indonesia”, familie komt uit Indonesië. Ook komen we aan de praten met jongens in ons guesthouse die vertellen dat ze uit Flores komen en dat we daar echt naartoe moeten. Zo mooi hoe trots iedereen op zijn eigen regio is.

We beginnen vandaag vrijdag 24 mei alweer aan onze vierde week in Indonesië, wat gaat de tijd snel. En dan te bedenken dat we alleen in de jungle van Kayan Mentarang en op de Derawan-eilanden zijn geweest, kunnen jullie je nu voorstellen hoe groot Kalimantan is? En we hebben nog niet eens een kwart van de kustlijn gehad. Dan hebben we het alleen nog maar over Kalimantan, Indonesië is nog veel groter. We hoorden laatst een leuk feitje. Indonesië heeft ruim 17.000 eilanden zoals de meesten wel weten, maar om dus elk eiland voor slechts één dag te bezoeken heb je dus 17.000 dagen nodig en dat is 46,58 jaren!!!!!!!!! Om ieder eiland van Indonesië te bezoeken, laatste staan ontdekken is dus haast onmogelijk.

Even terug naar de realiteit van 24 mei, want om 07:30 uur staat Saipul voor onze slaapkamer te wachten, ook gewoon letterlijk voor onze deur, niet in de lobby of iets dergelijks. Echt typisch weer dit. Met Saipul gaan we vandaag in zijn ces, zo heet zijn soort houten bootje, de Sungai Mahakam op. Dit is de tweede langste rivier van Kalimantan en van Indonesië met een totale lengte van 980 kilometer. Het eerste deel tot aan Kota Bangun hebben wij dus met de bus gedaan, want dat stuk schijnt heel ontwikkeld te zijn, met overal mijnen en andere industrie en is dus niet mooi. Het tweede deel van Long Bangun tot Muara Muntai doen we dus in de ces van Saipul en het derde deel naar Long Bagun in een “Kapal Biasa”, een combinatie van een vrachtschip en openbaar vervoer. Op het onderdek worden goederen vervoerd en boven personen. De reis van Muara Muntai naar Long Bagun is stroomopwaarts en duurt 45 uur. Vanaf Long Bagun kunnen we verder stroomopwaarts met een longboat, maar we weten nog niet of we dat doen.

Eerst varen we een stukje terug om vervolgens een zijtak in te varen, de Sungai Pela. Het regent heel erg hard en gelukkig heeft onze boot een dakje. We stoppen even bij de vismarkt, waar vissen rondzwemmen in netten. Wanneer iemand een vis wil moet het eerst met een hengel worden gevangen: verser kan haast niet! Overal om ons heen zijn Rumah Burung (vogelhuizen), voor de zwaluwen om zich te nesten. Nadat de zwaluwen hebben genest en de eieren zijn uitgekomen, worden de nesten weggehaald en verkocht op de Chinese markt. De nesten van de Aziatische Gierzwaluw worden gebouwd door middel van speeksel. Dit is voor Chinezen een delicatesse en volgens hen biedt dit voedsel stimulerende en geneeskundige krachten door de hoge dosering vitamines en eiwitten. Met de zwaluwnesten verdienen ze 18 miljoen rupiah per kilo, dat is in de huidige koers ruim € 1100,-. Met het juiste soort nest, waar ook bloed aan kleeft kan tot ruim $ 10.000,- worden verdiend! Genoeg reden dus om ontzettend veel van deze vogelhuizen te bouwen. In het verleden was het verzamelen van zwaluwnesten heel erg gevaarlijk werk, want ze werden hoog van het plafond in grotten gehaald. Tegenwoordig is het dus makkelijk geld verdienen.

We varen Danau Semayang binnen, het op twee na grootste meer van Kalimantan met 120 vierkante kilometer. De kleur van het water van het meer is mooi blauw in tegenstelling tot de vieze bruine kleur van het rivierwater. Overal in het meer zijn drassige grasvlaktes te zien wat een mooi beeld schetst. Het meer is zo groot dat we de oevers niet eens kunnen zien. Ook staan in het hele meer stokken in het water voor de garnalenvangst. Mannen halen de kooien uit het water of vissen op kleine bootjes. Het typische vissersbeeld van Azië, wat je in reisgidsen ziet. Dan ziet Loes ineens iets uit het water springen. Onze gids stopt de boot en peddelt. Het komt weer naar boven en het blijkt de Irrawaddydolfijn te zijn, een dolfijnensoort die in kustwateren, mangroves en brak water leven. Daardoor zwemmen ze regelmatig in riviermondingen en rivieren op. Enkele populaties, zoals deze in de Mahakam Rivier, leven permanent in zoetwater. De Irrawaddydolfijn wordt met uitsterven bedreigd. Tot de jaren tachtig waren de dolfijnen veel gezien over de hele rivier, vandaag de dag zijn er nog zo’n tachtig over in de Sungai Mahakam. Wij zien slechts één dolfijn, waarschijnlijk een verdwaalde, maar goed één is beter dan geen. 

We varen vanaf Danau Semayang via een smalle watergang door naar het waterdorpje Melintang. Het dorp is volledig op palen gebouwd boven de drassige grasvlaktes. De wc-huisjes drijven boven de rivier, dus menselijke uitwerpselen komen rechtstreeks in het water. Niet echt fris, vooral omdat ze zich ook wassen en zwemmen in hetzelfde water. Soms zelfs naast zo’n wc-hokje. Hele moskees zijn ook op de palen gebouwd en er is zelfs een houten straat op palen voor de brommers. Na het dorp komen we in Danau Melintang dat hetzelfde beeld heeft als Danau Semayang en via Sungai Rebaq Rinding verlaten we het meer. We zien aapjes langs de oever en komen uit bij het dorp Muara Muntai. Langs de hoofdstraat, de rivier, zijn allemaal winkeltjes. De inwoners hebben dus wel een bootje nodig om hun boodschappen te kunnen doen. 

Daarna varen we een stukje over de Sungai Mahakam met mooie hoge bomen langs de oevers. We zien weer iets boven het water en zetten de motor van het bootje uit. Het is een groep met acht dolfijnen, cirkelend om ons heen. We genieten volop en de dolfijnen spelen een spelletje met ons. De hele tijd als wij denken ze op het spoor te zijn, komen ze achter ons weer boven. Het was heel moeilijk fotograferen, dus leggen we onze camera’s weg en genieten we van het moment. We varen daarna naar Jantur, een dorpje in de overstromingsvlaktes, wederom op palen gebouwd en ook hier is een snelweg op palen van ijzerhout, qua waarde is dat voor ons te vergelijken met goud belegde straten. Ijzerhout is het sterkste en duurste hout ter wereld en hier gebruiken ze het werkelijk voor alles. Alsof het niets is, worden de regenwouden voor dit soort gebruik gekapt, heel erg jammer! In Jantur zijn ook allerlei winkeltjes langs de waterwegen en is er een moskee gebouwd op palen. Zoals wij onze fietsstallingen hebben volgepropt met fietsen, hebben zij hier de steigers vol liggen met ontelbaar bootjes. Rondom Jantur zijn op de grasvlaktes heel veel vogels te vinden, waaronder grote gekleurde reigers en een mooie oranje vogel waar wij helaas de namen niet van weten. Via de veengebieden komen we bij het grootste meer (450 km2) van Kalimantan: Danau Jempang. De natuur in deze omgeving is echt heel divers en het is echt heel mooi!

We meten aan in Tanjung Issuy en gaan opzoek naar een eettentje voor onze lunch. Iets wat tijdens de ramadan nog een behoorlijke opgave is. Na iets te hebben gevonden komen er allemaal kinderen om ons heen die ons het dorp laten zien. Ze willen continue dat wij foto’s met hen maken en stuk voor stuk willen ze indruk op ons maken. De jongens springen van gekkigheid bij elkaar op de rug, stoeien met elkaar en trekken elkaars broek vanachter naar beneden. Ze brengen ons naar een oud Dayak-gebouw met allemaal beelden van naakte mensen. De kinderen giechelen allemaal en de leukste jongetjes van de groep moeten natuurlijk even de billen of geslachtsdelen aanraken en willen dat wij daar een foto van maken. De meisjes willen allemaal hand in hand met Loes lopen. Ze stellen allemaal persoonlijke vragen en willen van alles weten over Europa en Amerika, zoals hebben jullie ook de dollar in Nederland? De kinderen vragen of wij met ze willen zwemmen, maar daar hebben we niet zo’n zin in. Ze drukken elkaar in het water, het is hilarisch om te zien hoe blij ze zijn om ons te zien.

Alle kinderen zwaaien ons uit als we het dorp weer met de boot verlaten. Ze vragen of we nog eens terugkomen. We gaan weer over Danau Jempang naar Jantur. Deze keer meren we daar ook aan en lopen we over de ijzerhouten weg waar motoren overheen rijden en zelfs af en toe een auto. Alle mensen groeten ons en willen weten wat we hier doen. Er steekt ineens een klein giftig slangetje de weg over, iets wat we hier niet op 

deze planken hadden verwacht.

We varen weer naar Muara Muntai, waar de “Kapal Biasa” naar Long Bugan mensen oppikt. De boot is er nog niet en volgens Saipul is het beter om de “Kapal Biasa” tegemoet te varen, zodat we kans op een betere plek hebt. Voor deze boot geldt: “Wie het eerst komt, wie het eerst maalt.” Wie zien de boot in de verte en moeten ons klaarmaken voor de overstap. Saipul vaart met zijn ces naast de Kapal Biasa. We houden de grote boot vast en twee andere mannen houden de ces vast. Eerst geven we ons bagage over en springen daarna zelf over. Dit kan echt alleen in Azië! We bedanken Saipul en hij vaart verder terug naar Kota Bangun, wij zitten vijfenveertig uur op de Kapal Biasa naar Long Bagun. Zoals ik eerder al omschreef is het een combinatie van een vrachtschip en het openbaar vervoer. Op de verdieping waar wij oversprongen staan dozen vol met kuikens, op elkaar gestapeld. Gelukkig wel speciale dozen met luchtgaten erin, zodat de kuikens de tocht overleven. Ook staan er motoren aanboord en duizenden kilo’s rijst en andere goederen. Het staat helemaal vol. Ook slapen er mensen tussen de goederen, want dat zijn de goedkoopste plekken. We kunnen kiezen boven of onder, nou die keuze is snel gemaakt. We gaan naar boven. Een slaapruimte met 95 slaapplekken, allemaal naast elkaar. Aan beide kanten van de boot zijn bedden met een gangpad van een meter ertussen. Achterin de boot kunnen we een slaapmatje ophalen die we op de houten planken kunnen leggen. Gelukkig zijn er slechts dertig mensen in de bovenruimte dus tussen iedere groep zitten een paar lege plekken. Hier zijn we heel erg blij mee, want anders lig je wel heel erg op elkaars lip. Onder waar we onze matras leggen, is een plank die loskan voor onze bagage. Dat geeft ons een veilig gevoel, want we slapen letterlijk op onze bagage. Af en toe steekt iemand een sigaret op, maar voor Indonesische begrippen valt het aantal nog reuze mee. De keuken is op het beneden dek, waar je ontbijt, lunch en avondeten kunt verkrijgen en snacks voor tussendoor. Achter de keuken zijn vier badkamers. Of eigenlijk zijn het gewoon secreten die rechtstreeks in de rivier uitkomen. Er is een kraantje dat rechtstreeks uit de rivier komt. Nee hygiënisch is het allemaal niet en wij zijn blij met onze babydoekjes en handdesinfectiemiddel. Ook is het niet echt bevordelijk voor de waterkwaliteit, in Australië leerden wij dat we tenminste 100 meter van het water behoeften moesten doen om zo het water schoon te houden. Hier hebben ze in Indonesië blijkbaar lak aan, want alle toiletten zijn recht boven de rivier.

Het was iets na vieren toen we aan boord van de Kapal Biasa kwamen en tegen 18:00 uur komen we aan in Muara Muntai. We blijven daar slechts vijf minuten en gaan daarna de evenaar over. Hier voelen we niks van, maar wellicht komt dat doordat we liggen. We hebben ooit vernomen dat je niet op de evenaar kan lopen en dat het dan lijkt alsof je dronken bent, doordat de magnetische velden van beide halfronden ieder een andere kant op draaien en je dus lichtelijk heen en weer getrokken wordt.

Rond de evenaar is het iedere dag van het jaar licht om 06:00 uur en donker om 18:00 uur, we zien dus niets meer en rusten een beetje op onze matjes. Het is echt niet druk, dus we pakken een tweede matje. Op internet lazen we dat het erg chaotisch en heel erg druk kan zijn en dat je je comfort heel erg inlevert. Nou voor ons gelden alledrie niet. Het is rustig, we hebben ruimte en we hebben een van de meest comfortabele bedden in Kalimantan tot dusver. Nee, wij zijn wel wat gewend na al die jungle avonturen en het slapen bij mensen thuis. De motor van de boot maakt wel een brommend lawaai, maar na enige tijd zijn we daar wel aangewend en vallen we lekker in slaap. In de nacht varen we langs Muara Pahu, Melek en nog wat andere kleine plaatsjes. Bij elk plaatsje hebben ze een telefoonmast waardoor wij weer even bereik hebben. We zijn daar heel blij mee, want daardoor krijgen we mee dat Tom’s zus, Milou, is bevallen van Eli en we weer oom en tante zijn geworden.

Gedurende de tweede dag komen we in de ochtend langs Long Iram en in de middag langs Datah Bilang en Long Hubung. Bij de dorpen wordt gestopt om vracht af te leveren. Tijdens de tocht varen we langs een groep mannen die naar goud zoeken in de rivier. We zitten lekker buiten voor op de boot en komen aan de praat met mensen. Één Dayak man van 61 die trots verteld dat hij katholiek is en dus mag eten (het is Ramadan), een Dayak vrouw en later komt er een pastor Sis uit Jakarta bij ons zitten. Ze vertellen alledrie dat alle Dayakdorpen aan de Sungai Mahakam katholiek zijn door de Nederlandse missionarissen die hier 120 jaar hebben gezeten. Het is een interessant gesprek, want ze vertellen dat het als christen erg moeilijk is om in Indonesië te wonen. De pastor zegt ook niet betaald te krijgen, terwijl een Imam dat wel krijgt. Ze zijn heel aardig allemaal en willen alles delen, hun koffie en pastor Sis geeft ons brood en een fles water. Weigeren kunnen we niet, we moeten het aannemen. De Dayakmensen vragen aan ons of iedereen in Nederland zo lang als ons is, als we aangeven dat wij klein zijn in Nederland dan zijn ze geshockt! We hebben echt de meest grappige gesprekken en moeten van de Dayak Singkong proberen, groene plakkende zoete aardappel, om eerlijk te zijn vinden we het allebei niet zo heel lekker. Het zijn stuk voor stuk allemaal lieve mensen en iedereen wil met ons praten en ons helpen als we vragen hebben.

De Sungai Mahakam gaat dwars door de jungle, rechtstreeks naar het Hart van Borneo. Op de meeste plekken is de rivier wel twee tot driehonderd meter breed, heel erg breed! We zijn vanaf Datah Bilang echt alleen maar omgeven door jungle. De hele middag staan we op het voordek te genieten van de mooie omgeving. Het enige nadeel is dat de kapitein drie keer heel hard toetert als de boot een dorp nadert. Het doet zo’n pijn in onze oren, zelfs als we oordoppen in hebben. Rond 18:00 uur aanschouwen we een prachtige zonsondergang boven de rivier met de jungle aan beide zeiden en de bergen op de achtergrond. Wat is dit fantastisch en alsof het nog niet genoeg is vliegen er ook nog drie Oriental Pied Hornbills (bonte neushoornvogels) over de rivier voor onze boot langs opzoek naar eten. De natuur hier is adembenemend en de mensen aan boord zijn echt super vriendelijk en behulpzaam, wat was dit een mooie dag.

Vanwege de lage waterstand stopt de boot om 19:00 uur bij het plaatsje Mamahak Besar, omdat de kapitein daglicht nodig heeft om te weten waar het water diep genoeg is en kan varen. Samen met pastor Sis lopen we het dorp in, wij denken aan een klein klein rondje, maar Sis wil ons voorstellen aan de leider van de katholieke gemeenschap in het dorp. Hij kent hem zelf ook niet, maar spreekt heel willekeurig mensen op straat aan: “Hallo, ik ben pastor Sis, wie is hier verantwoordelijk, bla bla”. Mensen brengen ons helemaal naar het andere gedeelte van het dorp. Mensen spreken ons aan en willen met Loes op de foto. We worden binnen uitgenodigd bij Jog en zijn vrouw Lanti. Heel gastvrij zijn ze. Het is best bijzonder, want zij zijn de katholieke verantwoordelijke in dit gebied en gebruiken ook de spiritualiteit van de Dayak. In hun mooie huis, dit is het eerste huis dat wij in Kalimantan zien dat netjes is afgewerkt en netjes afgelakt, hangen overal foto’s van Jog en Lanti in traditionele Dayak-kleding die ze dragen tijdens ceremonies. Het is echt grappig. Pastor Sis loopt gewoon ergens binnen, we krijgen koffie met heel veel suiker (zoals overal in Indonesië) en de gesprekken gaan helemaal nergens over. Ze hadden het over wat zijn pastoor naam was en of er vanavond gebeden werd in het dorp. En dat werd er, toen we terug naar de boot liepen, zagen we heel veel mensen bijeenkomen, liederen zingen en bidden. Ja geloof in Indonesië is echt een groot onderwerp. Het is vaak ook een van de eerste vragen die men stelt, welke religie heb je? Het staat zelfs op het paspoort van mensen en als je het land binnenkomst moet je ook op het immigratie formulier aangeven welke religie je hebt. Op de boot teruggekomen zijn we zo moe van alle indrukken en gesprekken in het Indonesisch dat we meteen in slaap vallen. 

Het is vandaag Tom’s verjaardag en we hebben nog een halve dag te gaan op de boot. Vanaf dit punt is de rivier is een stuk smaller dan voorheen, de stroming is enorm sterk en overal zijn draaikolken. Hier wil je niet invallen! We passeren super grote vlotten gemaakt van tropisch ijzerhout die worden geduwd en getrokken door kleine motorbootjes. Even voor de tussenstand, in vijf minuten zagen we vier vlotten die allemaal 90 bomen per vlot bij zich hadden, dat zijn dus in vijf minuten 360 bomen die even worden afgevoerd. Het uitzicht is vandaag nog mooier met enorme rotswanden langs de rivier. Dan ziet Loes ineens een enorme Atlasvlinder die meelift met het schip. Een van haar grootste wensen om die in het echt en in het wild te zien. De vlinder blijft heel kalm zitten en we kunnen hem goed bestuderen. Het is bruin met lilapaars en als defensiemechanisme heeft de Atlasvlinder vleugels die lijken op het hoofd van een cobra. De vorm en het vlekje dat lijkt op een oog. Het wordt aangevallen door een kakkerlak en trekt dan zijn vleugels op, waardoor het dus lijkt op een cobra. De kakkerlak geeft op en loopt weg, echt gaaf om mee te maken. De atlasvlinder heeft geen mond en kan zich dus niet voeden. Het leeft daardoor maximaal dertig dagen en zijn enige levensdoel is het vinden van een paringspartner. Vlak voor Long Bagun is de plaats Uljoh Bilang, waar we enorm lang stilstaan  vanwege het afladen van producten. Wij hebben dus alle tijd om dit proces in alle rust te aanschouwen. Het gaat heel erg inefficiënt. Vanaf de boot wordt het product naar iemand anders op de boot gegooid, vervolgens wordt de doos naar iemand op de kade gegooid en die gooit het weer naar iemand die het wegstapelt. Alle mannen staan één tot twee meter uit elkaar. Vanaf de stapel worden vier dozen tegelijk op de rug van een drager gelegd die vervolgens naar boven lopen en het achterop een auto leggen. Vanaf de auto wordt het voor de winkel gelegd en wordt het zelfde proces herhaald. Waarschijnlijk is het ook op deze manier op de boot gekomen, dus heeft het heel wat handen gepasseerd. Als we dit destijds bij de Albert Heijn tijdens het splitsen deden hadden we denk ik een probleem: ten eerste de inefficiëntie, ten tweede het gooien met producten en niet te vergeten de slechte werkhouding.

We komen rond 13:00 uur, na een boottocht van 523 kilometer aan in Long Bagun, we nemen afscheid van de bootcrew, met de nodige foto’s natuurlijk en lopen naar Penginapan Polewali waar we verblijven. Het is een mooie in Dayakstijl gebouwde Homestay en overal hangen Dayakversieringen aan de muur. Vandaag kunnen we niet veel meer doen, het is al te laat. Er is verder ook niets te in Long Bagun zelf. Het is dus Tom’s verjaardag en daar horen een paar biertjes bij. Het was ook alweer een behoorlijke tijd geleden dat we een alcoholische versnapering tot ons hadden genomen, dus we hadden er echt zin aan. Het was een hele missie om in het bezit van een paar gele rakkers te komen en we hadden echt het gevoel dat we iets heel illegaals deden. Als we er in een restaurantje of winkeltje om vroegen dan werden we echt heel geshockt aangekeken. Echt zo van “hoor ik dat nou goed?” en “durf je dat zo in het openbaar te vragen?” We werden vaak weggestuurd met het antwoord dat het wel ergens is maar dat zij niet weten waar het is, sommige gaven nog wat tips: voorbij de moskee is een huis met een Bintang-bord. Ja, daar worden we wijzer van. We probeerden het wel, maar konden het echt niet vinden. We spraken zoveel mogelijk Dayak aan, want over het algemeen zijn dit niet islamitisch en willen nog enigszins meewerken aan het verkrijgen van alcohol, maar tevergeefs. We liepen drie keer langs hetzelfde huis en hadden een leuke klik met deze Dayak familie. Voorzichtig brachten we het naar voren dat het Tom’s verjaardag is en we een paar biertjes willen hebben. Na eerst wat te lachen, hadden ze door dat we bloedserieus waren. Tom moest achterop de motor bij de man en reed naar een huis buiten het dorp. Dit hadden we nooit kunnen vinden. Er hing een bescheiden Bintang-logo aan de muur. We belden aan en de deur werd opengedaan door een vrouw, die vroeg alleen: berapa (hoeveel)? Toen werd de deur dicht gedaan en kwam er een andere vrouw die het geld aanpakte. De deur werd weer dicht gedaan en de eerste vrouw kwam weer naar buiten met een tas met acht lauwe blikken bier. Het voelde echt alsof ik iets enorm illegaals deed, iets wat je alleen in films ziet. Alcohol is niet zozeer illegaal in Indonesië maar wordt sociaal niet geaccepteerd in gebieden waar wij komen, zowel door de moslims niet als de christenen. Het is dus heel erg lastig om bier te verkrijgen. Ach, zo maken we nog eens wat mee. Het bier was lauw, dus moesten we eerst koud zetten bij ons guesthouse. Geen probleem, want we moeten toch eerst naar de wasserette. Dat is heel erg noodzakelijk. Er zijn gelukkig drie wasserettes in dit dorp, maar die blijken dicht te zijn of doen er drie dagen over. Daar hebben wij geen tijd voor en daarnaast blijken ze allemaal alleen te wassen met koud water. Nou dat hebben we al vaak gedaan en dat wordt hier dus echt niet schoon hè. We besluiten het dus zelf maar met de hand te doen.

We gaan uit eten bij een van de weinige open eethuizen. Veel zit dicht, omdat de moslims zelf willen eten na zonsondergang. Het eethuis zit bomvol en er is geen plek meer. Een groep van twintig mannen maakt plaats voor ons en we hebben de leukste gesprekken. Het blijkt een groep militairen te zijn, allemaal jonge mannen die allemaal met ons op de foto willen. Ze komen uit heel Indonesië en raden stuk voor stuk hun eigen regio aan. Ze bieden ons allemaal eten aan en moeten alles proberen. Toch bestellen we ook zelf nog wat, heerlijke Satay Ayam Bakar, op kolen gebarbecuede kipsaté. Hmm, zo lekker!

Na het eten lopen we wederom een rondje door het dorp, het zoveelste rondje. Inmiddels zijn we echt beroemdheden, iedereen maakt een praatje met ons en wil weer op de foto. We zijn echt benieuwd wat ze ermee doen. In de avond zitten we lekker achterop het terras van ons guesthouse dag uitkijkt op de rivier te genieten van onze zwaarbevochten biertjes. Ineens komt er een jochie (althans hij lijkt 16, maar blijkt 23 te zijn), Rendy, naar ons toe en kan een beetje Engels. Hij had van vrienden gehoord dat wij in het dorp waren gearriveerd en vroeg of we al plannen hadden voor morgen. Dat hadden we niet en hij wilde onze gids wel zijn.

De dag na Tom’s verjaardag, maandag 27 mei, gaan we dus met Rendy op verkenning rondom Long Bagun. Eerst gaan we met een ces een zijtak van de Sungai Mahakam in, de Sungai Alan die breder is dan sommige kanalen in Nederland, maar soms ook heel smal is. De rivier is helemaal begroeid aan beide overs, we zijn diep in de jungles van Borneo. De ces wordt aangedreven met een grasmaaiermotor waar een schroef aan gelast is, ja inventief zijn ze wel. Het is overigens niet alleen goedkoper in aanschaf en verbruik dan een normale motorboot, een ces met grasmaaiermotor kan ook in ondiepere wateren doordat de propeller niet zo diep gaat. Aangezien het droogseizoen is en de wateren heel ondiep zijn hebben we dat nodig. Door het ondiepe water is de stroming enorm sterk. Het kleine bootje wordt in de bochten door de snelle stroming helemaal naar de kant getrokken. Wij snappen wel dat hier mensen en ook toeristen zijn omgekomen. We stoppen als we niet meer verder kunnen met deze boot, de stroming wordt te sterk en het water bij de stroomversnellingen te ondiep voor deze boot. We kunnen alleen verder als we een longboat hebben. We stoppen bij een mooie splitsing en gaan op het stukje land staan om te vissen. Rendy gaat opzoek naar aas en ploegt wat grond omver en vind een worm. Zo gaat dat hier, je koopt geen aas, maar vind het jezelf. Als we vragen hoe lang deze zijtak van de rivier is geeft hij aan de boot kan nog een hele dag verder en daarna nog heel lang lopen. Zo mooi hoe ze hier alles in tijd berekenen en niet in afstand.

We gaan hetzelfde stuk terug en worden afgezet in Batu Majang, een Dayakdorp. We worden verwelkomd door een mooi welkomstbord op totempalen die zijn ingekerfd met mooie beelden. We gaan naar het longhouse van deze Dayak stam. Het hele longhouse is op palen die allemaal zijn bewerkt met ingesneden beelden en op de muren staan hele mooie kleurrijke tekeningen. Bij het podium staan een op statief liggende contrabas en drie Jatung Utang, een soort marimba en het statief is een houten Rhinosauris Hornbill, heel mooi! Artistiek volk die Dayak.

We lopen naar de waterval op ruim een half uurtje lopen van het dorp. Als filmsterren worden we wederom door het hele dorp begroet en gefotografeerd. Twee meisjes lopen met ons mee naar de waterval. Het laatste stukje van de wandeling gaat over een heuvel en door een riviertje. Aangekomen bij de waterval is deze veel groter en mooier dan we hadden verwacht! Ook hadden we het zelf nooit kunnen vinden dus zijn blij dat we onze gids bij ons hebben. Er komt een enorme kracht uit deze waterval en water is zo schoon en helder dat we het kunnen drinken.

We lopen terug naar het longhouse en komen langs een boom met Jamboe Aer vruchten (ook wel pommerak of Java-appel). Het is een belvormige vrucht met rode schil en wit vruchtvlees. Terwijl Rendy die voor ons plukt en we het proberen (het smaakte zurig en de structuur was zacht, wij vonden het allebei niet zo lekker), komt Arul naar buiten die een praatje met ons maakt. Het is de boom in zijn voortuin en het maakt niks uit als je gewoon een vrucht van iemands boom plukt. Hij zegt dat hij uit Java komt waarop ik vraag wat hij hier doet. Hij maakt Tofu en mogen een kijkje in zijn fabriek nemen. Het is een klein schuurtje met enkele pannen en olievaten waar twee mannen aan het werk zijn. Het lijkt meer op een klein drugslaboratorium bij iemand thuis met alle blauwe vaten dan op een fabriek en het is een ook echt een huis-tuin-en-keuken-proces, maar hij verdient er goed aan zegt hij. Hij importeert zakken van 50 kilo soya, waar hij 2000 blokken tofu-blokken uithaalt. Een zak kost 900.000 Rupiah (€ 54,-) en verkoopt één blok tofu voor 1000 Rupiah (€ 0,06). Met een snelle rekensom houdt hij dus maar 1,1 miljoen Rupiah (€ 66,-) over en dan zijn de lonen en andere onkosten er nog niet vanaf. Zulk zwaar werk en dan slechts deze winst, nee ons niet gezien en dan waarderen we des te meer dat we in Nederland wonen. Ze geven hier hun eigen tijd totaal geen waarde. Hetzelfde gold voor onze gids Jones in Pa Padi die een heel mooi huis had gebouwd en zei dat het niets waard was, omdat het van hout was en hij alles zelf had gemaakt. Nee hier krijg je status als je een lelijk betonnen vierkant huis hebt, zo jammer!

We zijn te laat om het oefenen voor de traditionele dans mee te maken, we moeten om 15:00 uur terugkomen. Rendy probeert varkensvlees voor ons te regelen. We zijn al twee maanden in Islamitisch gebied, zijn nu in christelijk Dayakgebied en doen een moord voor een beetje varkensvlees. Hij vraagt in het dorp rond en iedereen stuurt ons naar iemands huis toe. Daar aangekomen is een ceremonie bezig. In de Dayak cultuur komt na een paar weken van de geboorte van een baby de hele familie bijeen en iedere aanwezige mag een naam geven. De ouders kiezen uit al die namen vervolgens één naam. Loes en ik mogen ook een naam geven, maar wij voelen ons niet belangrijk genoeg en een beetje bezwaard om dat te doen. Eerst gaan we eten en Rendy verteld dat de familie is vereerd dat wij aanschuiven voor het eten. In Indonesië is het zo dat als je aanschuift, je bij de familie hoort en hen accepteert.

We zitten allemaal in een kring, krijgen koffie en koekjes. Er komen traditionele zwaarden in het midden te liggen en er zijn sjamanen en medicijnmannen aanwezig. Aan de handvaten en houders van de zwaarden zitten allemaal mensenharen. Rendy vertelt dat in de tijd van de koppensnellers, elke haar op het zwaard staat voor één gedood persoon met dit zwaard. We kunnen niet eens tellen hoeveel mannen met dit zwaard zijn gedood! De baby die dus slechts drie weken oud is heeft nu al gouden oorbellen. Ook geeft de moeder ter midden van iedereen gewoon borstvoeding, wordt helemaal niet raar over gedaan, de baby heeft honger! Daarin lopen ze hier dus wel voor ten opzichte van Nederland, waar daar soms zo raar over wordt gedaan.

De ceremonie begint, de sjamaan neemt het woord en wij worden bedankt dat wij nog steeds aanwezig zijn tijdens het begin van de ceremonie. De vader moet een boete betalen van 500.000 Rupiah (€ 30,-) aan het hoofd van de stam, want hij heeft een kind verwekt zonder dat ze getrouwd zijn. Daarna neemt de vader van de vader van de baby het woord en geeft advies voor het opvoeden. De vader van de baby maakt aantekeningen. Ook enkele ooms geven advies en iemand van de kerk. Diezelfde man trouwt het stel. Hij geeft een speech en het stel moet een zwaard overgeven. Ze zijn nu traditioneel getrouwd. Later blijkt dat ze nog een zoon hebben en krijgt vandaag officieel de naam van de clan dragen. Hij moet een zwaard vasthouden en krijgt een armband om. De vader van de baby heeft ook nog kinderen uit een eerder huwelijk en die kinderen krijgen nu ook de clannaam.

Na ceremonie gaan we naar een familiehoofd. Het is een vrouw die hele lange oorlellen had, tot op haar schouder. Ze waren te lang geworden dus moesten ze worden afgeknipt en zien er nu dus weer normaal uit. Het mooie oude kleine vrouwtje zit ook helemaal onder de tatoeages. De lange oorlellen en tatoeages staan in de Dayakcultuur voor status en rangen binnen de clan. Het is een heel ongemakkelijk gesprek en de vrouw lijkt niet meer echt gelukkig. Samen met haar is er nog slechts één andere vrouw met deze uiterlijke kenmerken. De nieuwe generaties doen niet meer aan de lange oorlellen en tatoeages. We gaan terug naar het longhouse waar de Dayak hun dansen en liederen aan het oefenen zijn, want ze hebben binnenkort een optreden in Maleisië. Ze hebben allemaal een hele mooie stem en hebben een mooie samenhang. Ook hier worden we speciaal welkom geheten en zijn ze vereerd dat we er zijn. Het is mooi om te zien dat alle leeftijden mee doen van oude vrouwen tot stoere jongens. Iedereen is trots om Dayak te zijn, hun cultuur en hun geschiedenis.

Rendy heeft met moeite een boot kunnen regelen om nog eens de Sungai Alan op te gaan, maar hij vind uiteindelijk iemand die dit “nutteloze” tochtje met ons wil doen. Nu beschikken we dus over een longboat zodat we de stroomversnellingen opkunnen. Het stuk voorbij de “rapids” is prachtig, maar ook wel link. Gelukkig weet de kapitein precies wat hij doet en laat hij zich soms bewust meevieren in de stroming en soms er juist tegenin. Heel erg knap! We komen echt wel drie keer zo ver als in de ochtend en eindigen bij een smal stuk omgeven door hoge rotswanden en keien in het water. Een prachtig stukje ongerepte jungle, midden in Kalimantan. Rendy vertelt dat er verderop ook nog mensen wonen, maar dat we vanwege de veiligheid nu niet verder kunnen. Echt heel bizar dat hier mensen wonen en wat doen ze de hele dag, er is echt niks te doen.

In het dorp kwamen we regelmatig de bootwerkers tegen en iedere keer nodigden ze ons uit op de boot. We mochten er de nacht voor vertrek wel slapen zodat we niet vroeg ons bed uit moesten. Echt super aardig en we hebben dan ook van die gelegenheid gebruik gemaakt. Een bijkomend voordeel is dat wij de eerste gasten op de boot waren en een plekje konden kiezen. We kozen voor het plekje helemaal vooraan. Dichtbij het dek. We konden dan onze spullen in de gaten houden als we buiten stonden, het was er een stuk koeler dan onze plek op de heenweg en we hadden een leuning. 

Toen we op de boot kwamen speelden de medewerkers poker, voor Indonesische begrippen echt om grofgeld. De briefjes van vijftig- en honderdduizend vlogen rond. Wij drinken onze laatste biertjes op het dek, heerlijk!

De boot vertrekt op dinsdag 28 mei al om 06:30 uur aan de terugweg van Long Bagun naar Samarinda. De reis duurt slechts 28 uur ten opzichte van de 54 uur durende reis van Samarinda naar Kota Bagun. We varen nu stroomafwaarts en doen het lastige ondiepe gedeelte in de ochtend, daarna kunnen we gewoon gestaag doorvaren. Ook gaat er geen vracht mee terug, kortom allemaal redenen dat het sneller gaat. Het wordt heel druk aan boord boven slapen wel zeventig mensen op de vijfennegentig plekken. Beneden zitten ook nog eens vijftig mensen. Die mensen lijken mee te varen als bootvluchtelingen, ze zitten op een zeiltje op de houten grond. De koude wind komt langs en er is totaal geen comfort, ook slapen ze op die manier. De verschillen worden economy class en vip genoemd. Boven krijg je een matje bovenop je kluisje, een ventilator, ramen en stroom. Beneden dus helemaal niks, je mag mee tussen de vracht en alles is open. Het verschil in prijs voor de hele afstand Samarinda - Long Bagun is slechts 34.000 Rupiah (€ 2,-), dus mensen gaan om twee euro te besparen in twee dagen mee onder deze barre omstandigheden. Het zegt dus maar hoe veel een euro waard is in dit land. En wij hebben moeite om onder de € 60,- per dag te blijven. Eigenlijk lukt het ons gewoon structureel niet.

Mensen passen zich ook volledig aan en accepteren alles maar van elkaar. De helft van de boot doet aan de Ramadan en maakt ontzettend veel lawaai om 03:00 uur ‘s nachts, niemand die ze corrigeert. Kinderen gillen en worden niet aangesproken. Een andere mafkees zit voor op het dek, de hele dag met een mobiele karaokeset. Ongelofelijk dat niemand die man tot stoppen dwong, kraaien zingen nog zuiverder. Dan was er nog een man die geen oplader voor zijn telefoon bij zich had. Hij gaat naar een andere slaapplek, haalt iemand anders telefoon van de lader en laadt zijn eigen op. De jongen komt terug en is stomverbaasd, maar durft er niks van te zeggen en geeft alleen een dodelijke blik. Als er nieuwe mensen aan boord komen, wees er zeker van dat je op je eigen plek zit, want opgestaan is plaats vergaan. Ze leggen gewoon je spullen aan de kant. En langzaam nemen ze je territorium over. En het bizarre van alles, niemand die wat zegt, in Nederland waren er allang vijf vechtpartijen aan boord ontstaan onder deze omstandigheden.

Een ander bizar iets. In het begin toen het nog rustig was aan boord, was er heel veel plek achterin de boot, maar iedereen gaat naast elkaar zitten, voorin op een kluitje. Privacy en persoonlijke ruimte hebben ze niet. Ze kijken ook zonder schaamte over je schouder mee op je telefoon. Nee deze boot heeft ons een heel goed kijkje in het gedrag van Indonesiërs gegeven en van de cultuur. Het zouden perfecte omstandigheden zijn voor onderzoekers van heel veel verschillende vakgebieden.

De tocht gaat dus een stuk sneller en we zien nu al het mooie van de tegengestelde richting. Tegen de avond zijn we al over de helft van de tocht en als we ontwaken zijn we Kota Bangun al gepasseerd. Het is dan nog enkele uren naar Samarinda. Dit stuk hebben we op de heenweg niet gevaren, want we deden dit stuk met de bus. Op dit deel van de rivier is bijna geen oerwoud meer te zien, bijna overal staan huisjes of grote bedrijven die grondstoffen delven als kolen, hout, goud, zand, grind en natuurlijk palmolie. Ook varen er heel veel vrachtschepen over het laatste en enorm brede deel van de rivier. Toch kozen we voor de boot, want we hadden liever een comfortabele tocht van vijf uur over de rivier dan een niet plezierige busreis van drie uur naar Samarinda.

Naast ons zat/lag gelukkig een hele rustige en bescheiden Dayakman. Hij had een zelfgemaakte gitaar bij zich met drie snaren. Hee mooi, echt een kunstwerk. Hoe ze het bespelen is ons echt een raadsel, want de hals wordt steeds breder, niet echt gemakkelijk te bespelen lijkt ons. Wij hadden een goede klik met het personeel van de boot. Iedere maaltijd werden er twee bordjes eten voor ons achtergehouden en ze maakten iedere keer een praatje met ons. Ze waardeerden het enorm dat wij het goede voorbeeld gaven en alles opruimden, ook wat niet onze troep was en we vouwden de slaapmatjes op. Alleen hadden we die troep maar niet opgeruimd en in de prullenbak gegooid, want die werd geleegd boven de rivier! Echt een domper. Ook werden kleine kinderen op het achterdek verschoond en werden de luiers gewoon overboord gegooid. Er valt in Indonesië nog heel veel te winnen op gebied van milieubewustheid. We kunnen het ze niet eens kwalijk nemen, want ze weten niet beter. Onze gids Rendy hadden we al een hele lezing gegeven en hij zei er nog nooit zo over na hebben gedacht. We hebben tenminste één iemand tijdens deze riviertocht kunnen overhalen.

We varen de haven van Samarinda in waar op zo’n vijftig kilometer van de zee de Mahakam Delta begint en de rivier uiteindelijk de zee instroomt. Aangekomen in Samarinda bestellen we een Grab-taxi, de Aziatische variant van Uber. Dit is echt de beste uitvinding uit, want hierdoor heb je snel een taxi tegen een eerlijke prijs. De telefoonapplicatie berekend een prijs op vraag en aanbod en afstand. Een win-win-situatie en de taxichauffeurs kunnen je niet meer oplichten. De chauffeur van onze Grab-taxi vraagt alleen of we bij het winkelcentrum willen komen op een kilometer afstand van de haven, vanwege de taxi-oorlog. Op veel plekken in Indonesië staan traditionele taxichauffeurs bij alle taxi-hotspots, zoals vliegvelden, havens en busstations en als ze een Grab-chauffeur zien worden mensen ingelicht, zoeken ze hem op en trappen ze hem in elkaar. In Bali schijnt dit ook heel erg te zijn. Heel sneu, maar helaas de realiteit. We laten ons afzetten bij het busstation in Samarinda, want we willen de bus nemen naar Kandangan om vanuit daar door te reizen naar het Meratus Gebergte.

Maak je reisblog advertentievrij
Ontdek de voordelen van Reislogger Plus.
reislogger.nl/upgrade

2 Reacties

  1. Willem en Yvonne:
    7 augustus 2019
    Wat een belevenissen weer , jullie kunnen wel een reisboek uit gaan brengen. Veel plezier nog.liefs Willem enYvonne
  2. Harriet:
    8 augustus 2019
    Zo dat was een lang verhaal vol met mooie belevingen!