Het moedereiland (Nusa Ini) van de Molukken: Ceram

25 februari 2019 - Ceram, Indonesië

Donderdag 21 februari verlaten we Sorong voor Ambon, hoofdstad van de Zuid-Molukken, ook wel  gewoon Maluku genoemd. Politiek gezien vallen de Molukken onder Indonesië, terwijl het samen met onder andere Nieuw-Guinea geografisch behoort tot Melanesië. Melanesië staat voor zwarte eilanden in het Grieks, genoemd naar de huidskleur van de inheemse bevolking. Samen met Polynesië, Micronesië, Australië en Nieuw-Zeeland behoort Melanesië op zijn beurt weer tot Oceanië. Tijdens de laatste ijstijd, toen het zeepeil veel lager lag zaten de Molukken niet vast aan het Aziatische vaste land. Dit verklaard waardoor Molukkers er compleet anders uit zien dan de rest van de Indonesiërs. Zo zijn ze dus donkerder en hebben ze andere gelaatstrekken. Ook bijzonder is het feit dat het meerendeel van de Zuid-Molukkers christelijk is, terwijl Indonesië het grootste moslimland ter wereld is. De naam van de Molukken is afgeleid van “Jazirat al-Muluk”, oftewel Eiland der Koningen. Arabische handelaren hebben in hun Gouden Eeuw, het tijdperk dat wij de middeleeuwen noemen, deze benaming aan de eilandengroep gegeven.

Genoeg achtergrond informatie over de Molukken, want we hebben natuurlijk ook nog wat beleefd op de Molukken. Op de luchthaven van Ambon worden we opgewacht door bloedhonden van een taxichauffeurs. “Taksi, Taksi”, wordt er geroepen! Dat is nog niet zo erg. Maar met groepen komen ze op je aflopen, pakken je bagage vast en willen je naar hun auto slepen. Tom duwt ze van ons af en schreeuwt continue Tidak, Tidak!  Nee, nee betekent dat. Gelukkig voor ons worden we opgehaald door Sarlen, een nicht van Ronald, een goede vriend van Loes. Ronald heeft geregeld dat we een paar dagen bij zijn familie kunnen verblijven en vanuit daar het eiland Ceram kunnen verkennen met natuurlijk als heel groot voordeel daardoor de Molukse cultuur van dichtbij te ervaren. Daarnaast is de natuur op dit eiland nog ongerept, wat ons ook heel erg aantrekt. In de wilde bebossing komen honderden soorten vogels voor, er vliegen enorme vlinders rond en er zijn hele grote spinnen. Ook wonen hier nog stammen in de jungle die tot voor kort nog aan koppensnellen deden. Ceram wordt door de Molukkers uit het centrale deel van de Molukken Nusa Ini, het moedereiland, genoemd, omdat zij geloven dat hier hun voorouders vandaan komen.

Sarlen heeft een auto met chauffeur gehuurd en met haar rijden we van de luchthaven naar de haven, een rit van een klein uurtje. Het begin is vrij stil, zij kan geen woord Engels en wij een beetje Bahasa Indonesia, maar gelukkig is er Google Translate. Naarmate de rit vordert komen we op gang en hebben we een redelijk vloeiend gesprek door middel van onze digitale tolk. Op de haven van Ambon wacht ook Simon ons op en met z’n vieren nemen we de veerboot naar het eiland Ceram. De overtocht duurt twee uur en bij aankomst is hetzelfde het geval als op de Luchthaven van Ambon. Ondanks dat we twee lokale Molukkers bij ons hebben, zijn we een prooi voor de taxichauffeurs. In groepen stormen ze wederom op ons af, erg vervelend! We snappen ook niet hoe ze denken dat het nut heeft. Hoe harder je tegen ons schreeuwt, hoe harder wij nee zeggen en lichtelijk agressief worden. Gelukkig heeft Simon een vriend geregeld die ons ophaalt en naar Liang rijdt, een rit van twee uur. Een mooie rit overigens, langs de weg is allemaal tropische bebossing.

Eenmaal aangekomen in Liang worden we heel hartelijk onthaald door papa Johnny en mama Jomi, twee hele lieve mensen. De hele familie is bijeen gekomen om ons twee van ver weg gekomen, “exotische”, mensensoorten te ontmoeten. Iedereen is een broer of zus. Of het allemaal echt zo is kunnen we niet precies volgen, maar voor alle twintig kinderen zijn wij meteen Ome Tom en Tante Loes. Met basis Indonesisch introduceren we ons en worden er grappen gemaakt. Gelukkig is Indonesische humor vrij simpel en is het meestal over eten. Overigens is zestig procent van de gespreksstof over eten en  twintig procent over slapen. Mooi simpel dus haha. We krijgen foto’s te zien van de hele familie en ook van de verbouwing. Wij krijgen een eigen kamer die speciaal op slot kan en de matras van het bed is enkele millimeters dik. Tafels worden de kamer in gesleept om onze tassen op te zetten. Zo lief, ze doen alles om het ons naar onze zin maken.

De volgende ochtend maken we met Simon en Sarlen een strandwandeling. Heel mooi! Aan onze linkerhand tropische bebossing en rechts de heldere blauwe oceaan. We zien ook dolfijnen zwemmen, dit blijft toch altijd een magisch gevoel. Na de strandwandeling lopen we via de straat terug naar huis. Bij thuiskomst wil papa Johnny ons meenemen naar zijn “Kebun” om kokosnoten te kappen, omdat we zeiden dat we dat zo lekker vonden. Simon brengt Tom met de scooter en zet hem bij de tuin af. Dan haalt hij Loes op, daarna papa Johnny, dan Marsel en tot slot Sarlen. Zo zijn we een half uur bezig om iedereen bij de tuin te krijgen. Ach, Indonesiërs hebben toch alle tijd van de wereld, dit houdt ze lekker bezig. Die scooter wordt overigens gebruikt door de hele familie, dus niet alleen door het gezin zelf. Ook de buren maken er gebruik van, heel bijzonder allemaal. Eenmaal in de tuin blijkt dat het geen tuintje is zoals wij dachten, maar een gebied van twee hectare groot. En het enige gereedschap dat papa Johnny gebruikt is een kapmes. Daar kapt hij ook al het gras mee, zeer bijzonder allemaal. Dan klimmen Marsel en Simon beiden een palmboom in van tenminste twintig meter hoog. Letterlijk als een aapje klauteren ze omhoog en bovenin slaan ze eerst met een kapmes de dode palmbladeren naar beneden en daarna kappen ze de kokosnoten los van de boom. Na een stuk of twintig noten, klimmen ze weer naar beneden en ze vragen of Tom het ook wil proberen, zijn antwoord: “ik heb nog geen wens om dood te gaan”. Ze liggen allemaal dubbel van het lachen. Daarna eten we een aantal lekkere kokosnoten, natuurlijk met een ter plekke ecologisch gemaakte lepel van de schil. Zo handig is dat! Vervolgens brengt Simon iedereen weer stuk voor stuk thuis. Alleen papa Johnny blijft in zijn kebun om gras te maaien. Met een kapmes dus. Eenmaal thuis zijn alle kinderen ook thuis van school. Ze gaan zes dagen in de week naar school van 07:00 tot 12:00 uur. Dan is het tijd voor “bola kaki”. Met stenen maken we twee goals op een grasveldje waar overal stenen liggen. Op blote voeten wordt er gevoetbald met een veel te lekke plastic bal, maar het mag de pret niet drukken. Niemand weet beter en iedereen is blij. Iedereen hier is fan van het Nederlands Elftal en in het bijzonder van Van Bronckhorst, een Nederlandse voetballer met Molukse achtergrond.

De dag duurt ontzettend lang. De hele dag doe je niks. Beetje zitten naast elkaar, praten en grappen maken. Middagdutje hoort er ook bij. Wij willen de volgende dag dus naar Sawai en vragen of Simon en Sarlen met ons meegaan. Zij regelen een chauffeur met auto die ‘s avonds ons plan komt bespreken. Ronald wordt gebeld om te bemiddelen en ons plan uit te leggen: we gaan naar de hoogste berg van het eiland, dan gaan we een stukje door de jungle lopen met een gids en slapen in Sawai. De volgende dag gaan we met een bootje de Salawai Rivier op en de dag erna met een boot naar Pantai Ora. Daar haalt de chauffeur ons weer op en keren we terug naar Liang, mooi tripje dachten wij zo. Sami, de chauffeur, zegt dat we om 06:00 uur klaar moeten staan, omdat het ver rijden is en een drukke dag wordt. Wij denken poeh, dat is vroeg, maar we hebben het er voor over.

Zaterdag 23 februari is de dag van onze trip en onze wekker gaat om 05:30 uur, want we hebben om 06:00 uur met onze chauffeur afgesproken. We wisten dat Indonesiërs het niet nauw met de tijd namen (Jam Karet), maar dit sloeg echt alles. Om 08:30 uur kwam hij opdagen. Normaal is te laat geen probleem, maar omdat hij het zelf aangaf en vooral omdat het zo vroeg was, waren we aardig pissig op hem. Toen we onderweg waren wilde hij meteen het afgesproken bedrag hebben, maar dat weigerden wij, omdat we hem niet helemaal vertrouwen: a of hij afspraken wel na kwam en b of hij ons wel ophaalde als hij nu al het geld had. Hij was ons iets te gehaaid. Ook de familie had het geloof ik niet helemaal onder controle. Ook hebben we het gevoel dat ze niet helemaal direct tegen hem durven te zijn. Wij hebben hem nu een deel gegeven en straks, als alles goed is gegaan kreeg hij de rest. Hij was eerst een beetje boos, maar besefte daarna ook dat hij geen keus had. Toen gingen we tanken. De tanken was vol, maar ze bleven de auto heen en weer schudden, zodat ze hem helemaal tot de nok vol konden tanken. Heel grappig. Halverwege onze trip naar het nationale park lag er een twintig meter lange boom op de weg. Te zwaar om te verplaatsen. Eerst werd de top afgehakt met een machete. Daarna met vijftien man de afgrond ingedrukt, heel grappig en wat een teamwerk.

Daarna worden we afgezet bij het bord waar het  National Park Manusela begint. Sami, onze chauffeur zegt: “hier ga maar even lopen”, omdat we hadden aangegeven dat we wilden wandelen door de jungle, met gids natuurlijk. Hij heeft geen gids geregeld en dit is gewoon een asfalt weg. Geïrriteerd lopen we terug naar de weg, maar Sami heeft geen idee waarom we boos zijn en snapt ook niet dat we een gids willen. Hier kun je toch niet verdwalen? Nee sukkel, maar wie wil er nou op een asfalt weg lopen? Wij willen avontuur met een gids door de jungle. Niet over asfalt lopen met daar omheen bomen. Dan gaat hij opzoek naar een gids, maar die is vol voor vandaag. We worden afgezet bij een vogelopvang centrum, wie wordt daar nou blij van. Allemaal grote kaketoes in een kooi, wie wil dat nou zien? We zijn er klaar mee en zeggen dat hij ons maar naar de berg moet rijden, zegt hij je hebt toch al een mooie berg gezien? Nee wij willen naar de hoogste van de Molukken: Gunung Binaiya.

We zijn helemaal klaar met Sami, de sjacheraar, want we betalen voor Indonesische begrippen veel geld. We zeggen dat hij ons moet afzetten bij het Homestay. Zo gezegd zo gedaan, komt de man van de boot eraan, waar hij contact mee heeft gehad. De prijs blijkt niet 750.000 per trip te zijn maar 1.200.000. Sta je dan met elkaar. Wat doe je? Nee zeggen en deze hele rit voor niks of toch betalen? Normaal zouden we principieel niet betalen, niemand van deze oplichters. Maar iedereen op dit eiland kent elkaar en we wilden de familie niet in de problemen brengen. Wat de boot betreft zouden we op zoek gaan naar een lokaal bootje. Maar we waren nu met een te grote groep voor een lokaal bootje en veel tijd hadden we ook niet. Betalen dan maar, maar we voelen ons hier wel heel erg opgelicht. En Sarlen, Simon en Talia die bemoeien zich er niet mee, want die zien in iedereen het goede en geloven niet dat ze ons oplichten. Dat doe je als mens namelijk niet! De homestay was van verre vrienden/familie, ja wij weten het verschil soms ook niet meer. Iedereen is een neef, oom of zelfs broer terwijl achteraf blijkt dat ze alleen bij elkaar in de klas hebben gezeten. De homestay was heel basic. We sliepen op de grond, het huis was op palen boven de zee en het toilet was gewoon een gat boven de oceaan. Wanneer het eb was, bleef het zelfs liggen. En dan te bedenken dat ze drie meter van het toilet af, het avond eten stonden te vangen. Hmm, heerlijke verse vis met speciale kruiden! Nee bedankt genieten van het eten deden we hier en überhaupt op de Molukken niet echt. Het eten wordt ‘s ochtends gemaakt en de vis/vlees wordt over het algemeen veel te lang gebakken. Ze maken er gewoon droge rijst bij en wat groenten als je geluk hebt. Dan staat het eten vervolgens de hele dag op tafel en als het niet op komt, morgen gewoon weer. Bedenk je wel dat ze nog nooit van een koelkast hebben gehoord hè. Het eten staat dus de hele dag koud op tafel en het is ook niet heel smakelijk. Nee de Indonesische eetcultuur, zoals wij die in Nederland kennen dat kennen ze hier niet.  Daarnaast is de eetcultuur op Java en Bali, sowieso een stuk beter dan hier. Wij denken dat het komt, omdat het hier gewoon heel arm is en ze eigenlijk geen geld hebben voor kruiden en lekker vlees en groenten. Over de hygiëne nog maar niet eens gesproken. Maargoed, dat even over het eten. De rest van deze zaterdag gaan we met de zoon van de jongen van het homestay het dorpje Sawai in. Dat is heel leuk. Loes en ik zijn echt een bezienswaardigheid en iedereen groet ons. Loes wordt zelfs door een vrouw vastgepakt en meegesleept omdat ze een “kulit putih” heeft, een witte huid. Ze wil Loes voelen en raakt haar op armen en benen aan. Sarlen en Talia gaan daarna met Loes arm in arm lopen om dit soort taferelen te voorkomen. Ook hier zijn overal Nederlandse vlaggen geschilderd, omdat ze fan zijn van het Nederlands Elftal en veel mannen en kinderen lopen ook in Oranje voetbalshirtjes rond. Het dorp heeft een hele grote gezamenlijke open badruimte. Kinderen zwemmen hier en mannen wassen zich hier, heel bijzonder om te zien en of je er echt schoner van wordt weten we niet.

De volgende dag zondag 24 februari worden we met her bootje opgehaald bij het Homestay. We varen over zee naar de Salawai Rivier. De rivier monding is erg breed, maar naarmate we verder komen wordt de rivier steeds smaller. Om de rivier is allemaal tropische bebossing en we horen vogelgeluiden. Een heel spannend gevoel. De rivier is echt mooi en we zijn alle ellende van gisteren al snel vergeten. Af en toe je twee mannen aan het werk die de sagu bomen bewerken en sagu maken, een Molukse eettraditie. Wij proberen het, maar vinden het echt nergens naar smaken, geen wonder dat het niet wordt geëxporteerd. De Molukkers zijn er allemaal heel erg gek op en dippen het in thee en koffie of gooien het door gerechten. Het proces is overigens ook niet echt hygiënisch. Met een pers gemaakt uit stam van een palmboom wordt er rivierwater in een bak gegooid en met de blote handen wordt de sagu door de pers gedrukt. Het proces was leuk om te aanschouwen en we gaan verder. Rond lunchtijd gaan we naar een onbewoond eiland waar we vis op een geïmproviseerde barbecue bereiden. Op de grond worden de schillen van kokosnoten gebruikt als briketten. Daar bovenop wordt een rooster gemaakt van takken en voilà: Ikan Bakar. Na de lunch waren Loes en ik in shock. De lokale bevolking die met ons mee waren. En dat waren er in totaal zes gooiden overal afval achter zich neer, van plastic flessen tot kartonnen dozen. Toen wij begonnen op te ruimen en alles in een afvalzak deden, werden de mannen van de tour boos. Als je het meeneemt zitten wij ermee en het wordt wel een keer opgeruimd. Tom kreeg ruzie met ze en zei dat ze eens moesten nadenken hoe ze een van de mooiste landen ter wereld zo konden verzieken. Heel jammer dit en gooide echt een smet op de tour. Überhaupt valt ons op dat overal plastic voor wordt gebruikt. Groente wordt in plastic verpakt en in een tasje gedaan, dat vervolgens weer in een groter tasje wordt gedaan. Drinkflesjes worden letterlijk achter zich weggegooid. Soms doen ze moeite om het over de bosjes te gooien, zodat het niet zichtbaar is. Heel jammer dit.

Daarna gingen we verder langs een aantal bezienswaardigheden waaronder een vleermuisgrot. Daarna vaarden we langs Pantai Ora, een mooi strand, en meerden we aan bij Air Belanda. Vertaald betekent dit Nederlands Water en wordt zo genoemd omdat het bronwater hier heel koud is. Best grappig dat ze koude refereren aan Nederland. De omgeving van Air Belanda is prachtig. Het bronwater riviertje mond uit in de zee en het strand is prachtig. Het word omgeven door jungle en mooie rotsen! Echt een paradijs en je kan hier alleen met een boot komen. Na hier een uur te hebben vertoefd gaan we naar een plaatsje waar Sami ons weer ophaalt. Dan wordt er via via aan ons gevraagd of we even 300.000 voor de lunch willen betalen. We beginnen te lachen en zeggen: geintje zeker! Allereerst durft hij het niet zelf te vragen en ten tweede zou zou er bij inzitten, ten derde de prijs was al duurder dan het zou zijn en ten vierde het was zelf gevangen vis met een beetje droge rijst. We hebben hem uitgelachen, zeiden wij kunnen voor 300.000 drie weken droge rijst en vis eten en hebben niet betaald. Hij zou ook gewoon: “is goed”. Gewoon proberen, de smiecht. Dan wordt ons wederom via via gevraagd of we ook 300.000 voor de overnachting willen betalen. Wij zijn wederom verbouwereerd, deze was toch gratis omdat we gasten van familie zijn? De familie waar wij mee zijn, Sarlen en Simon, zijn ook diep teleurgesteld in hun familie dat ze ons dit durven vragen. Ik had als dankje hun kinderen ook nog meegenomen op de dure tour. Op advies van Simon en Sarlen hebben we ook dit niet betaald. Het was een leuke tour, maar willen snel weg van Ceram, we zijn helemaal klaar met iedereen die winst uit ons probeert te maken. We zijn ook heel blij als we ‘s avonds weer in Liang zijn bij de familie. Bij thuiskomst moeten we allemaal in een kring staan en elkaars handen vasthouden. Papa Johnny gooit er een tien minuten lang dankwoord aan de Heer uit voor onze veilige terugkomst. Daarna gaan we eten en is het de hele avond heel gezellig. De kinderen willen de hele avond met ons dansen en er wordt de hele avond gegrapt. De hele familie en alle buren zijn aanwezig. We voelen ons hier echt thuis en onderdeel van de familie. Wat een lieve mensen zijn dit.

De volgende dag willen we Ceram verlaten door de veerboot van Wailey naar Saparua te nemen. De veerboot gaat om 12:00 uur en Wailey is een uur rijden volgens Simon en Sarlen. We moeten dus voor 11:00 uur weg. Ons plan wordt om 9:00 uur gesmeed en iedereen is dan al op school en diegenen van de familie die werken, zijn aan het werk. Papa Johnny is in zijn tuin aan het werk en de zus van Simon en Sarlen geeft les. Wij mogen Liang natuurlijk niet verlaten zonder van iedereen afscheid te hebben genomen dus iedereen wordt opgehaald van school/werk. We maken meteen gebruik van de situatie om familieportretten te maken, die wij later zullen afdrukken en opsturen naar deze familie. Het minste wat wij aan hen terug kunnen doen. Voordat we de familieportretten maken moet er eerst gegeten worden en na de familieportretten wordt er van iedereen afscheid genomen. Inmiddels is het al 11:00 uur en wij willen echt weg, want anders missen we de veerboot. We lopen naar de hoofdweg om op een angkot (deeltaxi) te wachten, die hier om de 5 minuten langsrijden. Dan worden we teruggeroepen door de familie, die heel erg zwaar christelijk gelovig zijn, want eerst moet er worden gebeden voor een goede reis. In een kring staan we hand in hand en Papa Johnny doet weer een gebed van tien minuten. Weer wordt er afscheid genomen en iedereen is emotioneel. Mama Jomi nog het meest van allemaal. Ze houdt ons stevig vast en wil ons eigenlijk niet laten gaan. Heel bijzonder eigenlijk hoe hecht zo’n band kan zijn na een paar dagen. Papa Johnny wilde Tom een armband geven en toen Tom zei: dat kan ik niet aannemen, zei hij jawel voor herinneringen. Toen zei Tom herinneringen zitten niet in bezittingen, maar in zijn hoofd en hart, toen begon iedereen te huilen. Die mensen zijn echt lief, ze hebben zo weinig en toch willen ze alles wat ze hebben nog weggeven aan iemand als ons die alles hebben. Dat raakt je wel en doet je beseffen dat wij het veel te goed hebben en veel te verwend zijn.

Om 11:15 kunnen we dan eindelijk vertrekken en stappen we het busje in. Simon reist met ons mee tot aan de veerboot. Aardig van hem en zonder hem hadden we de haven ook nooit gevonden. Eigenlijk is het ook geen haven en Wailey is geen dorp. Er loopt een klein zandpad tussen twee gebouwen door. We lopen het pad in en na twee honderd meter komen we uit bij een grote zandvlakte waar drie houten kraampjes staan: een haven. Het is inmiddels 12:30 uur en we zien de veerboot net vertrekken. Simon loopt naar iemand in een van de kraampjes en komt bij ons zitten. De veerboot komt zo terug. Twee uur later liggen we nog steeds op de bankjes. Ondertussen probeert Simon de hele tijd iets op zijn vertaal app aan Loes duidelijk te maken, maar continue verwijdert hij de zin weer. Loes heeft een vermoeden dat iets niet klopt, maar besteed er verder niet teveel aandacht aan. We de veerboot steeds dichterbij komen en op het moment dat we de boot op willen lopen zegt Simon: de officier zegt dat de boot terugkomt maar daarna niet meer gaat. Verbaasd keken wij Simon aan van: “meen je dit?” Ruim twee uur heeft hij dit geweten en niks gezegd. We vroegen nog een paar keer, weet je zeker dat de boot terugkomt. Ja hij heeft inderdaad niet gelogen, want de boot komt inderdaad terug. Als hij dit eerder had gezegd hadden we de veerboot in een andere haven kunnen pakken, maar die ging nou ook niet meer. Loes was woedend, want ze was helemaal klaar met dit eiland en dan ook nog dit. Ze reageerde het natuurlijk op mij af en niet op Simon, want het was nog wel een beetje zielig ook. Achteraf kunnen we er heel hard om lachen, want het is inderdaad een schattige eigenschap van de Indonesische cultuur dat ze je niet willen teleurstellen. Ze stellen zo lang mogelijk uit om de waarheid te vertellen. Simon kon gewoon niet eerlijk zeggen: “jongens de boot gaat niet meer, we moeten even wat anders bedenken”. En dan staat Simon een beetje om zich heen te dwalen en schuldig te voelen. En als we dan zeggen en nu? dan zegt hij: je kan morgen gaan. Toen begon ik heel hard te lachen en ik zag Loes nog gefrustreerder worden. Ze werd echt gek en liep voor iedereens bestwil even weg. Ik kon mijn lach niet meer inhouden, omdat ik wist dat Loes hier dus echt niet tegen kan. En Simon blijft maar dwalend naar de grond kijken in plaats van een plan te bedenken. We moesten Simon echt op pad sturen om hem iets te laten regelen. Uiteindelijk heeft hij een speedboot kunnen regelen, twee keer zo duur als de veerboot, maar we wilden van dit eiland af. Vier uur later dan de planning verlaten we dan ook het eiland. Het was echt weer een typische  afsluiting van ons Ceram avontuur. Als we de speedboot in stappen zegt Simon de hele tijd sorry en op het moment dat we weggaan werd ook Simon hevig geëmotioneerd. Het was heel erg aandoenlijk toen wij weggingen. En dat terwijl wij op dat moment blij waren dat we het eiland verlieten. Nee Ceram was mooi en de familie was fantastisch, echt hele lieve mensen, maar verder hebben we een beetje een nare smaak aan het eiland overgehouden, omdat bijna iedereen ons een poot probeerde uit te draaien. Nee, het was een naar gevoel.

Op de speedboot was het avontuur nog niet over. Het begon te regenen en heel hard te waaien en we hoorden onweer, maar volgens de bootbestuutder kon het wel. Het handgemaakte houten bootje van een meter breed en vier a vijf meter lang maakten we de overtocht over de hoge golven. Gelukkig wist de kapitein wat hij deed, want hij vaarde ene beetje om de grote golven heen, maar af en toe hadden we het gevoel dat we om zouden slaan. Achteraf was het een leuk ritje omdat alles goed is gegaan. Het was een leuke attractie maar zijn ook blij dat we het hebben overleefd. Eenmaal op het eiland Saparua was de storm over, het strand was spierwit echt heel mooi en we konden zien dat hier mooi koraal moest zitten. Vanaf hier is het nog twaalf kilometer lopen naar het stadje Saparua. Dan komen er twee mannen naar ons toe “ojek, ojek” en na wat onderhandelen brengen ze ons naar Saparua stad. Zij blij, wij blij!

4 Reacties

  1. Marleen Coopman:
    7 maart 2019
    Wat een verhaal zeg! Ik snap dat papa Johnny goed christelijk is....dat heb je daar echt nodig! Pas goed op jullie zelf.
  2. Harriet:
    7 maart 2019
    Zit met geverfde haren bij Manon te genieten van het mooie en avontuurlijke verhaal op de Molukken 😁
  3. Ronald:
    7 maart 2019
    Allemaal weer overleefd! Lieve familie heb ik hé met wel typisch ‘Molukse trekjes’ die ik wel herken maar gelukkig niet heb (:-) ?
  4. Lizan Elias:
    8 maart 2019
    Echt weer super leuk om te lezen!!! Lach en een traan, wat een lieve familie!