Stapje voor stapje terug naar een steeds grotere en drukkere wereld

16 mei 2019 - Tarakan, Indonesië

We zijn blij dat we vannacht in het Homestay van Jones sliepen en niet in de jungle, want het heeft de hele nacht heel hard geregend. In de ochtend van dinsdag 14 mei regent het nog steeds, het valt dus te betwijfelen of we hier vandaag wel wegkomen. Jones en Alex zeggen dat we hier een nacht moeten blijven, want misschien is het weer morgen wel beter. Dat willen wij niet, want als het morgen erger is en echt niet weg kunnen komen, dan missen we onze vlucht van donderdag. Alex en Jones begrijpen het niet en hameren erop dat we morgen gaan, omdat het weer morgen misschien wel beter is.

Tegen 11:00 uur klaart het op en volgens Jones moeten we nu een uur wachten totdat de wegen begaanbaar zijn. We worden opgehaald door Ebid en zijn vriend Wilson die ons achterop de motor naar Long Bawan brengen. De weg is enorm glad en vaak moeten wij van de motor af en de helling oplopen, want de motor kan het niet aan. De twee motorrijders zijn ontzettend behendig. Ze moeten het juiste spoor kiezen om weer goed uit te komen en niet vast komen te zitten. Het is echt een avontuur en het kost ons ontzettend veel kracht om achterop de blijven zitten, dus we zijn blij als we na een uur in Long Bawan zijn.

In Long Bawan wacht Alex ons op bij het guesthouse. Hij vertelt ons dat het vliegtuig naar Tarakan en Tanjung Selor vol zit, dus hij heeft ons op de vlucht naar Nunukan gezet. Daar zijn we niet blij mee, want Nunukan ligt op de grens met Maleisië, dichtbij Tawau. Het is dus een enorme stap terug. Vanaf daar moeten we nog 3 uur met de boot naar Tarakan plus dat kost ons tenminste 300.000 extra per persoon voor de boot en het vliegticket is ook nog eens duurder. Tom vroeg waarom hij niet op de dag van aankomst een ticket voor ons had gereserveerd. Alex antwoordde: “ja misschien wilde je langer blijven en dan had ik het ticket al”. Tom is echt furieus, wat een domme logica. Dan is dat toch ons risico? Die Indonesiërs doen alleen maar aannames, waar Loes helemaal klaar mee is. Tom had nog aangegeven het ticket bij aankomst te willen halen, maar Alex zei, geen zorgen ik regel het. Weer een wijze les geleerd, die we eigenlijk al wel wisten, leg nooit je lot in het handen van een Indonesiër. Alex is zich ook van geen kwaad bewust, want hij kan er toch niks aan doen dat het vliegtuig vol zit? Het valt ons op dat Indonesiërs het laten gebeuren. Als iets gebeurt dan passen ze zich aan de situatie aan in plaats dat zij de situatie onder controle hebben. In Krayan willen ze graag succesvol worden en kijken ze enorm tegen Europa op, maar onze conclusie is, dat gaat nooit gebeuren. Ze hebben een enorm goed aanpassingsvermogen aan zware omstandigheden, ze kunnen hun eigen ik totaal wegcijferen, maar controleren, plannen en organiseren zijn ze ronduit waardeloos in. Ook denken ze heel erg aan korte termijn geld maken, geloof ons, als ze zo doorgaan zijn binnen vijf jaar al hun natuurlijke bronnen vernietigd. We moeten dus wel met de vlucht naar Nunukan, want anders zitten we hier nog een week vast. Hoe mooi de jungle hier ook is, we willen wel graag verder naar de Derawan Archipel.

Alex vraagt of we interesse hebben om vandaag naar de organische zoutfabriek te gaan. Dat willen we wel en Alex regelt een motor voor ons. Alex gaat met ons mee en leidt ons de weg via de kleine dorpjes Long Nawang, Long Api en Buduk Tumu naar uiteindelijk de Pondok Pengolahan (zoutfabriek) in Pa Nado Long Midang. We hebben een beetje het Ha Giang gevoel uit Vietnam met alle bergdorpjes en rijstvelden. Vlak voordat we bij de fabriek komen, moeten we eerst langs een militaire post om ons paspoort te laten zien. We zijn namelijk dichtbij de grens met Maleisië. Daarna gaan we een enorm drassige weg in en komen we bij de Garam Gunung, dat staat voor berg zout, de naam van de zoutfabriek. De rivier waar de fabriek is gelegen heet Pa Nado en de fabriek is eigendom van de inwoners van het dorpje Long Midang. De bevolking van dit dorp werkt per beurt in de fabriek. Twee gezinnen werken er tegelijk in elk een eigen ruimte met een pan. Iedere twee weken mogen twee andere gezinnen en de winst is voor de families zelf. Op deze manier komen de mensen uit Long Midang aan extra inkomen. Ze verdienen 50.000 Rupiah (€ 3,-) per kilo zout. Heel erg duur vinden wij voor een kilo zout, maar volgens Alex is dit zout organisch en heel goed zout. Het zou ook voor verjonging zorgen. Mensen uit zowel Indonesië als Maleisische komen hier om een verjongingszoutbad te nemen. Per dag maakt ieder gezin zo’n 15 kilo zout, waarvan ze één kilo moeten afstaan aan het dorp voor gemeenschappelijk gebruik. Per dag verdienen de gezinnen dus gemiddeld 700.000 Rupiah en in twee weken hebben ze bijna 10 miljoen Rupiah. De gezinnen krijgen gemiddeld drie beurten per jaar en halen dus een extra 30 miljoen (€ 1900,-) per jaar op. Heel veel geld voor de mensen hier. Het proces is heel erg primitief en erg interessant voor ons om dit te zien. We hebben het gevoel dat we terug zijn in de Romeinse tijd. Met een emmer aan een lange bamboestok halen ze uit een ondergrondse zoutwaterstroom dat op zo’n zes meter diepte ligt. Daarna wordt het water in drie half opengesneden olievaten gegoten. Daaronder wordt een vuur gestookt en de hele dag in de vaten geroerd tot het water opdroogt en er dus alleen zout overblijft. Het zout wordt daarna buiten op een groot zeil verspreid om te drogen in de zon. Alex baalt van de manier van verwarmen van de olievaten, want de beste bomen uit het gebied worden gekapt om een beetje zout te maken. Zo hadden wij er nog niet naar geleken, maar dat is inderdaad schandalig. Hij wil graag een systeem op zonnepanelen en die laten sponsoren door het WWF, dit is een van zijn vele conservatieprojecten. Als wij vragen of dit gebied vroeger onder zeeniveau lag in verband met het zout, dan zegt Alex “Ja, je weet wel lang geleden....”. Wij denken dat iets over de ijstijd wil gaan zeggen, supercontinenten of zoiets dergelijks. Alex maakt zijn zin af: “Ja lang geleden toen de wereld onder water liep met de Ark van Noah”. Wij zijn echt allebei helemaal verbouwereerd. We hadden nog nooit iemand gesproken die zo overtuigd was dat dit fenomeen daadwerkelijk had plaatsgevonden en dit ook nog toepaste op de hedendaagse wereld. Fantastisch, best intelligent ook en ook wel mooi dat hij dat echt denkt! Het is überhaupt bijzonder dat de Dayak zo overtuigd Christelijk zijn in het grootste Moslimland ter wereld. Hun spirituele geloof en hun geloof in moeder natuur hebben ze laten vallen door de missionarismissies, erg jammer als je het ons vraagt. Hierdoor hechten ze minder waarde aan de jungle en wordt het in grote getallen vernietigd.

Na ons bezoek aan de zoutfabriek gaan we terug over dezelfde weg. Tegenover de militaire post is een eettentje waar we even een kopje koffie drinken. Onder het genot van een warm drankje concluderen we dat dit de meest relaxte militairen ooit zijn. Twee mannen spelen op hun gitaar, er hangt een hangmat, twee teams spelen een potje volleybal en een andere groep hangt ook te niksen rond het kamp. Dan wordt Tom uitgenodigd om mee te doen met een potje volleybal. Natuurlijk weigert hij niet, maar ze zijn echt goed. We kunnen zien dat ze zich de hele dag vervelen en de hele dag oefenen. De mannen die niet volleyballen willen allemaal een fotosessie met Loes, want ja, een blanke is hier nog nooit gezien. 

Na alle rust in de jungle, het al iets drukkere Pa Padi met honderd inwoners kunnen we niet slapen van alle drukte in Long Bawan. Harde brommende motorgeluiden, werkende bouwvakkers, blaffende honden, krijsende hanen en schreeuwde kinderen. En dat in een dorpje met 800 inwoners, dat wordt nog wat in de grotere steden. Nou moeten we er wel bij zeggen dat het comfort- en geluiddichtheidsniveau nihil is.

Woensdag 15 mei is onze laatste dag in Krayan. In de ochtend komt Alex bij ons om op een telefoontje te wachten, misschien annuleren er twee mensen voor de vlucht naar Tarakan of Tanjung Selor. Een andere kans is dat we meekunnen met het vrachtvliegtuig naar Tarakan. Het is allemaal tevergeefs, slechts één persoon annuleert en het vrachtvliegtuig komt helemaal niet. Alex heeft vandaag voor ons een ontmoeting met meneer Eliyas geregeld. Een naamgenoot dat is altijd goed. We hebben geen idee wat deze meneer ons te bieden heeft of wat we bij hem kunnen doen. Volgens Alex vinden we het heel leuk en moeten we ons melden bij een gebouw, naast de school in Trang Baru. Het is allemaal een beetje vaag, maar we gaan met ons tweeën op onze motor naar het plaatsje. Eerst moeten we een deel over de slechte weg naar Pa Padi. In eerste instantie kunnen we het gebouw niet vinden en het blijkt dat we veel te ver zijn gereden. We moesten niet in Trang Baru zijn, maar bij de school op de afslag ervoor. Aangekomen bij meneer Eliyas komen we bij een replica van een Dayak verzamelgebouw. We stellen ons voor en we zijn verbaasd als hij begint te praten, echt vloeiend Engels. Op Alex na nog niemand in Kalimantan gesproken die dat kon, dus dit is de tweede. Meneer Eliyas is een verzamelaar van allerlei Dayak- kunst, werktuigen, kledij, instrumenten. Eigenlijk alles wat met Dayak te maken heeft. In feite is het een museum en hij probeer de cultuur te bewaken en geeft jongeren les in muziek, kunst en nog wat andere Dayakvaardigheden. Het is heel interessant en hij speelt eerst wat spirituele liederen voor ons op een traditionele fluit. Alles wat hier is, is handgemaakt uit de natuur. Ook heeft hij een verzameling potten en andere Chinese attributen uit het Ming Dynasty tijdperk (1368-1644). Bij opgravingen zijn die in dit gebied gevonden en het blijkt dat de Dayak 600 jaar geleden al handel dreef met de Chinezen. Wij kunnen niet in deze jungle komen, ondanks het feit dat wij over alle moderne mogelijkheden beschikken die er zijn, maar de Chinezen konden dat zes eeuwen geleden al wel.

Meneer Eliyas laat ons allemaal werktuigen en wapens van de Dayak zien, wederom allemaal gemaakt uit de jungle. Heel knap. Zo is er een manuele handboormachine om gaten te boren in het dikke en harde hout met een bitje van steen. Deze gaten hadden ze nodig om de planken aan elkaar te knopen voor hun huizen. De boor werkt op draai- en zwaartekracht, echt een hele knappe uitvinding. We zijn echt zwaar onder de indruk van alles en Eliyas laat aan boeken zien met daarin over honderd Dayakpersonen een verhaal. Hij is heel erg trots dat hij erin staat. Na een kopje koffie en een snack maken we muziek met traditionele instrumenten, gaan we trommelen en voert hij dansen uit. Ook kleden we ons allemaal om en we lijken nu op echte Dayak-koningen en krijgers. Tom heeft een tooi op zijn hoofd met een schedel van een aap en een ketting om met stukjes botten. Ook draagt hij een zwaard en gilet van van boomschors. Heel leuk allemaal. We hebben ons wel tweeënhalf uur vermaakt met meneer Eliyas, een hele bijzondere en interessante man die samen met het Wereld Natuur Fonds, Alex en nog wat teamleden strijdt om de natuur en Dayakcultuur te behouden.

Terug in Long Bawan hebben we onze lunch en daarna maken we samen met Alex een motorrit naar Lembudud. We rijden langs allemaal kleine dorpjes en rijstvelden. Zo komen we langs Kuala Belawit, Bernina Baru, Tang Paye, Tanjung Karya en uiteindelijk Lembudud. Alle dorpjes zijn identiek gebouwd om een voetbalveld en hebben een houten kerkje in het midden. De wegen tussen de dorpjes en rijstvelden zijn enorm slecht en de motor komt regelmatig vast te zitten. Vol gas moeten we er dan uit zien te komen op de smalle paadjes, uitkijkend dat we niet in de rijstvelden belanden. Onze voeten zitten helemaal onder het klei en modder en onze handen wassen we regelmatig in het rijstveld. Vrouwen doen erg zwaar werk in de sawa’s, ze bereiden het zaaiseizoen voor en verwijderen alle oude planten. Alles alleen met een lang kapmes, acht uur per dag. Echt enorm zwaar werk, nee ons niet gezien. Ook zien we de traditionele tractoren, de waterbuffels met kar of werktuig daarachter. Het is echt alsof we terug zijn in de 17e eeuw. Lembudud is ons eindpunt en Alex toont ons zijn geboortehuis. We gaan op de koffie bij zijn twee broers. Een van zijn broers vraagt waar we vandaan komen en als we zeggen Nederland, probeert hij de hele Nederlands-Indonesische geschiedenis te vertellen in het Indonesisch en met handen en voeten. Gelukkig weten we al het een en ander van het koloniale tijdperk, want veel wijzer worden we niet van Alex’ broer. Tijdens onze rit naar huis zien we een heel bijzonder natuurfenomeen. Het lijkt op een regenboog, maar dan is het in plaats van een boog een soort van grote vlek om de zon en de wolken. Het is alsof er een parelmoer gekleurde wolk in de lucht zweeft. Vreemd en heel erg mooi. De motorrit terug van Lembudud naar Long Bawan is makkelijk, want we gaan over de hoofdweg.

De volgende ochtend donderdag 16 mei worden we om 09:30 uur opgehaald en naar het vliegtuigje gebracht. Na het inchecken drinken we nog een kopje thee met Alex tot het vliegtuigje arriveert. Het vliegtuig zit bomvol met welgeteld twaalf passagiers. De piloot is Braziliaans, werkt als piloot in Indonesië en woont in Bali. Fijn om weer even een gesprek in fatsoenlijk Engels te hebben.

Na het opstijgen kunnen we weer een uur lang genieten. Het is een en al jungle, brede rivieren en bergen. Super mooi, wat zouden we graag in het gebied onder ons bivakkeren. Dan hebben we een aantal maanden nodig. Een maand om er lopend te komen en een maand om er vanuit terug te keren. Dan hebben we het nog niet eens gehad over de tijd die we er spenderen. Nee het is een fantasie, want we denken niet dat we het aan zouden kunnen. Al zou een aantal dagen in die jungle wel heel leuk zijn. We landen in Nunukan en nemen de taxi naar de haven. We zijn net op tijd voor de aansluitende, tevens laatste boot naar Tarakan.

Het is tweeënhalf uur varen naar Tarakan over een een hobbelige zee. Het is helemaal niet ruig en het is ook geen slecht weer, maar het lijkt wel alsof we aan het 4x4 rijden zijn in Australië. Aangekomen in Tarakan worden we opgehaald door een chauffeur van een hotel dat we hebben geboekt. We gaan eerst even langs de KFC, want we hebben honger en verlangen naar iets anders dan rijst. Nou noemen wij KFC normaal gesproken geen fatsoenlijk eten, maar de kwaliteit van eten in Long Bawan was nou niet bepaald goed te noemen. De Indonesische eetcultuur valt ons over het algemeen heel erg tegen. Totaal het tegenovergestelde van het Indische eten wat we gewend zijn in Nederland. Alles is vet, bevat veel suiker, te veel zout en verder weinig smaak. Nee qua eten verlangen we heel erg naar Java en Bali.

In onze hotel kamer ploffen we op bed en zetten we de airconditioning op de hoogste stand. We bellen onze naasten en zijn blij dat we weer een beetje comfort hebben. Het is een beetje controversieel, want enerzijds willen we niet in de grote steden zijn, maar het is de enige plek waar ze enig comfort kennen. In de avond gaan we uit eten bij een goed restaurant en bestellen we veel eten en een toetje. Het is enorm druk hier in dit restaurant en in deze stad. Ja we zijn toch echt terug in de grote wereld! Althans dat is het voor ons, want deze stad telt slechts iets meer dan 250.000 inwoners. Echt groot is het dus niet, dat wordt nog als we naar de grote steden gaan!

1 Reactie

  1. Harriet:
    19 juli 2019
    Leuk om zo'n interessante naamgenoot te ontmoeten!